Aartsdiocesane Katholieke Middenstandsbond

Archiefnummer: 896
Archiefnaam: AKMB
Sector: Stands- en vakorganisaties
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: 1920-1978

Plaatsingslijst (pdf, 1,1 MB) vernieuwd april 2019


Bij gelegenheid van het 25 jarig bestaansfeest der Aartsdioc. Hanze op 6 sept. 1933 te Zwolle gevierd

Ten geleide
Aartsdiocesane Katholieke Middenstandsbond = Hanze Aartsbisdom Utrecht (1908-1978)

De allereerste katholieke middenstandsorganisatie was de Leo-vereniging in Utrecht die in 1892 werd opgericht. In 1902 richtte J. Nouwens in 's-Hertogenbosch de ‘Hanze' op, het eerste diocesane verbond van middenstandsverenigingen. (Zie ook de archieven van de Katholieke Middenstandsbond, bisdom 's-Hertogenbosch, de Katholieke Middenstandsbond, bisdom Breda en de Katholieke Middenstandsbond, bisdom Haarlem.) De Utrechtse ‘Hanze' of (Aarts)diocesane bond volgde in 1908 op initiatief van 6 plaatselijke afdelingen. Al in 1910 werd een Diocesane Kredietbank opgericht. Ook kwam er een landelijk blad, al voor er een federatie van diocesane bonden was. Een onderlinge Glasverzekering, een Incasso- en Informatiebureau, een Brandverzekering een Inkoopvereniging en een Onderlinge Middenstands-Levensverzekering werden opgericht.
De samenwerking van de diocesane bonden kwam moeizamer van de grond. De vraag was of men zich moest aansluiten bij de neutrale Algemene Nederlandse Middenstandsbond (sommige bestuursleden zaten ook daar in het bestuur) of dat er een federatie van Diocesane bonden moest komen. Het woord van de Aartsbisschop die liever geen aansluiting bij de neutrale bond zag gaf de doorslag. Dit betekende wel het verlies van overheidssubsidie voor de oprichting van nieuwe plaatselijke afdelingen. De Federatie kwam er pas in 1915.

De Aartsdiocesane Bond speelde een grote rol bij het oprichten van katholieke vakorganisaties of z.g. vakgilden van molenaars, bakkers, kruideniers en ambachtslieden die aanvankelijk onderdeel van de diocesane bond waren. Al snel klonk de roep om landelijke katholieke vakorganisaties die er echter voorlopig niet kwamen, onder meer door de moeizame federatievorming van de diocesane bonden. Onderwerpen die steeds terugkwamen waren de winkelsluiting, de coöperatie en de rekenplichtige lichamen. Het laatste hield in dat deze kerkelijke organisaties verplicht bij katholieke middenstanders zouden moeten inkopen. De verplichting kwam er niet. Vanaf 1915 werden patronaten voor jonge middenstanders opgericht.

Na een langzame groei tot 33 afdelingen in 1917, met 1800 leden, was er kort daarna een verdubbeling en in 1919 waren er zelfs 5519 leden en afdelingen in bijna alle plaatsen. Dit kwam doordat de distributie van levensmiddelen in 1917 alleen werd toevertrouwd aan leden van middenstandsbonden en door de te snelle groei van de Hanzebank die alleen aan leden van de bond kredieten verstrekte en over veel kapitaal beschikte. De Hanzebank ging een dominerende rol spelen in de bond. Een typerend moment is de oprichting van een adviesbureau door de bank, hetgeen betekende dat de bank taken van de bond overnam. Het diocesaan bureau werd in 1920 ondergebracht bij de bank en in 1921 werd de bond door de voorwaarden waaronder financiële steun werd aanvaard in feite een instelling van de bank. Het ledental nam nu weer af door het beëindigen van de distributie-maatregelen en onvrede over de gang van zaken die de bank meer ten goede kwam dan de bond. De conclusies van een voor deze problemen ingestelde commissie leidden tot het verbreken van de banden met de Hanzebank. De ontstane schulden bleven overigens wel bestaan, maar het diocesaan bureau kreeg weer een eigen directeur. Toen in 1923 de Hanzebank ten onder ging werden veel middenstanders getroffen en het had ook financiële gevolgen voor de Aartsdiocesane bond zelf. Het ledental kromp tot 1200. Er volgden moeilijke jaren en pas bij de Centrale Raadsvergadering in 1925 in Groningen, waar aartsbisschop Van de Wetering een oproep doet, komt het herstel. Er wordt weer constructief gewerkt door steun bij de oprichting van de Nederlandse Middenstandsbank, aandacht voor de middenstands-jongerenorganisatie, handelsonderwijs en scholing van plaatselijke bestuursleden. Het ledental groeide tot 2000. De crisisjaren brengen ook de middenstand zeer veel problemen, waaronder oneerlijke concurrentie van grootwinkelbedrijven en coöperaties en ook van slecht betaalde ambtenaren. Men verzet zich tegen de grondbelasting, wil markt- en straathandel aan banden leggen en vraagt vergeefs om overheidshulp. De Nederlandse Rooms-Katholieke Middenstandsorganisatie NRKM, ontstaan uit de federatie van de Diocesane bonden, heeft meer tot stand gebracht, bijvoorbeeld bij de nieuwe vestigingswet en het program van ordenings- sanerings- en beschermingsmaatregelen, dan de Diocesane bonden die nog steeds zochten naar hun eigen plaats. Wel werd door middel van cursussen de vorming van middenstanders ter hand genomen.

Men neemt stelling tegen leden die bij de NSB gaan en verwerpt de on-christelijke theorieën daarvan en roept de leden op de R.K. Staatspartij te steunen. Tijdens de bezetting worden de drie middenstandsbonden gedwongen een Nederlandse Middenstands Centrale te vormen. In 1942 werd de NRKM geliquideerd. Na de oorlog werd de NRKM als snel weer opgericht en nam voortvarend haar oude positie weer in. In 1965 werd de naam van de bond gewijzigd in Nederlands Katholiek Ondernemers Verbond (NKOV). Men nam duidelijke standpunten in tegenover nieuwe ontwikkelingen als de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, schadevergoeding voor door de oorlog getroffen middenstanders en de belastingpolitiek en speelde zijn rol in de wederopbouw. Het vormingswerk werd opnieuw georganiseerd, eerst in de Aartsdiocesane Bond, en overgenomen door de NRKM die middenstandsleergangen aanbood en gewestelijke sociale avondscholen oprichtte. Hierbinnen kreeg ook bezinning op de christelijke signatuur een plaats. Het aantal leden van de bond groeide tot 9000. Verder werd voor ondersteuning van middenstanders in nood het Chris Jansenfonds opgericht, de groei van katholieke vakorganisaties werd bevorderd evenals de vestiging van middenstanders in de Noord-Oostpolder. Bij de herindeling van de Nederlands bisdommen in 1955 ontstond het bisdom Groningen. Er werd echter geen nieuwe Groningse diocesane bond opgericht en de Groningse afdelingen bleven onder de Aartsdiocesane bond georganiseerd.

Bron: 50 jaar Aartsdiocesane Katholieke Middenstandsbond / B. Smit, Leeszaal KDC, Kast 10, Sk 30.

Literatuur van en over de Aartsdiocesane Katholieke Middenstandsbond kunt u vinden in RUQuest.

KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over de Aartsdiocesane Katholieke Middenstandsbond zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.

KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Hanze Aartsbisdom Utrecht’ vindt u het bedoelde materiaal.